-
1 cut down on
cut down on1 minderen met ⇒ de consumptie/het verbruik beperken van♦voorbeelden:cut down on smoking • minder gaan roken -
2 cut down
adj. afsnijding,korter maken,lager maken (van prijzen)--------v. minderen; goedkopercut down1 minderen♦voorbeelden:1 you smoke too much, try to cut down a bit • je rookt te veel, probeer wat te minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kappen ⇒ omhakken/houwen, vellen3 inperken ⇒ beperken, verminderen♦voorbeelden:cut down one's enemy • zijn vijand vellen/neersabelen3 cut down one's expenses • zijn bestedingen/uitgaven beperken -
3 cut-down
verlaging -
4 cut down an article
-
5 cut down on clothes
-
6 cut down on smoking
-
7 cut down one's enemy
zijn vijand vellen/neersabelen -
8 cut down one's expenses
zijn bestedingen/uitgaven beperken -
9 cut down to size
-
10 cut down trees
-
11 cut-down polishing
grofpolijsten -
12 be cut down in battle
-
13 it won't hurt to cut down on spending
English-Dutch dictionary > it won't hurt to cut down on spending
-
14 to cut down
verlagen -
15 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
16 I cut her down to 10 guilders
I cut her down to 10 guilders -
17 hurt
adj. bezeerd, gekwetst--------n. kwetsuur, pijnlijke plek--------v. pijn doen, bezeren; deren, kwetsenhurt1[ hə:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kwetsuur ⇒ letsel, wond————————hurt21 pijn/zeer doen♦voorbeelden:this wage-cut hurts • deze loonsverlaging komt hard aanit won't hurt to cut down on spending • het kan geen kwaad om te bezuinigenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bezeren ⇒ verwonden, blesseren2 krenken ⇒ kwetsen, beledigen3 schade toebrengen/afbreuk doen aan♦voorbeelden: -
18 size
n. maat; grootte; waardering; (soort) lijm--------v. sorteren (naar grootte); met lijm bedekkensize1[ sajz]1 afmeting ⇒ formaat, grootte, omvang2 maat♦voorbeelden:trees of various sizes • bomen van verschillende grootteof some size • nogal groot1 stijfsel ⇒ pap, sterksel————————size2〈 werkwoord〉 -
19 throat
n. keel, hals[ θroot]1 hals♦voorbeelden:take someone by the throat • iemand bij de keel grijpencut one's own throat • zijn eigen glazen ingooiencut one another's throat • elkaar naar het leven staanhis remark sticks in my throat • ik vind zijn opmerking onverteerbaarforce/ram/thrust something down someone's throat • iemand iets opdringen→ sore sore/ -
20 dash
n. ietsje; scheutje (drank); slag, dreun; spurt, uitval; (100 m.) sprint--------v. (vooruit)stormen, denderen; (met grote kracht) slaan, smijten, beukendash1[ dæsj]1 ietsje, tik(kelt)je ⇒ scheutje; snu(i)fje2 (snelle, krachtige) slag ⇒ dreun3 spurt ⇒ sprint, uitval5 penne/penseelstreek♦voorbeelden:dash of pepper • snufje peperthe prisoners made a dash for freedom • de gevangenen deden een snelle uitbreekpoging1 elan ⇒ zwier, durf————————dash21 (vooruit)stormen ⇒ (zich) storten, denderen♦voorbeelden:dash along/past • voorbijstuivendash away • wegstormen, zich uit de voeten makendash off • er (als de gesmeerde bliksem) vandoor gaandash up • komen aansnellen1 (met grote kracht) slaan ⇒ smijten, beuken♦voorbeelden:dash down • neersmijtenthe waves dashed against the rocks • de golven beukten tegen de rotsen2 (be)spatten ⇒ besmeuren, (be)sprenkelen3 snel/gehaast doen♦voorbeelden:dash one's/someone's brains out • zijn hersenpan kraken, iemand de hersens inslaan2 dash mud over something, dash something with mud • iets met modder bespatten/besmeuren3 dash something down/off • iets nog even gauw eruit stampen/opschrijven4 dash it (all)! • verdraaid!, nondeju!
- 1
- 2
См. также в других словарях:
cut-down — cutˈ down adjective (used attrib) reduced • • • Main Entry: ↑cut * * * ˌcut ˈdown 8 [cut down] adjective only before noun reduced in length, size or range … Useful english dictionary
cut|down — «KUHT DOWN», adjective, noun. –adj. 1. reduced in size; shortened: »a cutdown automobile. 2. abridged; condensed: »a cutdown version of a novel. –n. 1. that which is cut down. 2 … Useful english dictionary
cut down on — cut back, reduce something, use less of something (e.g.: I have been eating too many sweets, I decided to cut down on them ) … English contemporary dictionary
cut down — index abridge (shorten), curtail, decrease, deduct (reduce), digest (summarize), diminish … Law dictionary
cut down — verb 1. cut down on; make a reduction in (Freq. 8) reduce your daily fat intake The employer wants to cut back health benefits • Syn: ↑reduce, ↑cut back, ↑trim, ↑trim down, ↑ … Useful english dictionary
cut down — phrasal verb Word forms cut down : present tense I/you/we/they cut down he/she/it cuts down present participle cutting down past tense cut down past participle cut down 1) cut down something [intransitive/transitive] to reduce an amount of… … English dictionary
cut down — 1) PHRASAL VERB If you cut down on something or cut down something, you use or do less of it. [V P on n] He cut down on coffee and cigarettes, and ate a balanced diet... [V P n (not pron)] Car owners were asked to cut down travel... [V P] If you… … English dictionary
cut down — v. 1)(D; intr.) to cut down on (to cut down on smoking) 2) (misc.) to cut smb. down to size ( to deflate smb. s ego ) * * * [ kʌt daʊn] (misc.) to cut down smb. down to size ( to deflate smb. s ego ) (D;intr.) to cut downon (to cut downon… … Combinatory dictionary
cut down — UK US cut down Phrasal Verb with cut({{}}/kʌt/ verb [T] (cutting, cut, cut) ► [I or T] to reduce the amount or number of something: cut down on sth »The supermarket chain has promised to cut down on packaging. »This new system should cut down the … Financial and business terms
cut down — 1) 24 hectares of trees were cut down Syn: fell, chop down, hack down, saw down, hew 2) he was cut down in his prime Syn: kill, slaughter, shoot down, mow down, gun down; informal take out, blow away; literary sl … Thesaurus of popular words
cut down — verb a) To bring down by cutting. They want to cut down several trees to make room for the parking lot. b) To insult, to belittle. He wants to cut down on extra steps … Wiktionary